P Met je handpalm naar beneden gericht, richt je de 2e vinger naar beneden en de 3e vinger strek je naar voren. Plaats je duimtopje tussen de 2e en 3e vinger.
R Kruis de opgestoken 2e en 3e vinger. Houd de 3e en 4e vinger vast met je duim.
S Maak een stevige vuist en krom je duim over de vingers heen.
T Buig de 2e, 3e, 4e en 5e vinger. Steek je duim omhoog tussen de 2e en 3e vinger.